De kabouter die de zomer wilde afschaffen

Drie jaar geleden vroeg Ilse Bevelander of ik een sprookje over de seizoenen kon schrijven voor haar kleinkunstvoorstelling. We hadden het over diverse sprookjesfiguren en dieren en bedachten waarom ze wel of niet van een seizoen hielden. En toen kwam daar die kabouter, die een hartgrondige hekel aan de zomer had. Ik als zomerliefhebber begreep hem absoluut niet, maar vanuit zijn oogpunt was het best logisch. Pas geleden legde ik de link met nu: we zijn het vaak niet met elkaar eens en dat is prima. Zolang we maar naar elkaar blijven luisteren en elkaar respecteren. Dan leven we vast nog lang en gelukkig.

Er was eens een prinsesje dat verliefd was op de zomer. Op de zon, de warmte, de lange dagen. Als het zomer was, voelde het prinsesje zich ultiem gelukkig. 

Op een prachtige zomerdag liep het prinsesje zonder jas en op blote voeten naar buiten. Ze huppelde door het gras en floot een vrolijk liedje. Totdat ze iets hoorde. Het leek alsof er iemand stond te roepen. Ze luisterde goed en hoorde: ‘Weg met de zomer!’. Het prinsesje keek om zich heen en zag tussen de grassprietjes een kabouter staan. Boven zijn rode puntmuts hield hij een bord vast waarop stond geschreven: ‘Stop de zomer!’. Hij keek de prinses aan en riep: ‘Stop de zomer! Stop de zomer!’.

De prinses keek hem verbaasd aan en vroeg: ‘Waarom?’. ‘Omdat de zomer vreselijk is. Daarom!’, zei de kabouter kwaad. ‘Ik vind de zomer juist heerlijk’, antwoordde de prinses, ‘de zon, de warmte, de..’. ‘Houd maar op!’, schreeuwde de kabouter. ‘Zie je dit?’ En hij wees naar de rode puntmuts op zijn hoofd. ‘En dit?’ en hij aaide over zijn witte baard. ‘Heb je enig idee hoe warm die dingen zijn?’. 

Nog voordat de prinses kon antwoorden ging hij verder: ‘Nee, natuurlijk niet. Want jij hoeft niet iedere dag een puntmuts op. En een baard zul jij nooit hebben, of wel soms? En dan dat gras!’ Hij maaide met zijn armen en het bord om zich heen door het gras. ‘In de zomer is het gras zó lang en groeit het zó hard. Ik kom er amper doorheen. Ik kan je vertellen: het is afschuwelijk in de zomer.’

De prinses wilde wat zeggen, maar de kabouter ging onverstoorbaar door. ‘En nu hoor ik je denken: ga dan lekker naar huis, pak een ijsje uit de diepvries en zet de airco aan. Maar zie jij hier ergens een paddenstoel?? Nee dus! In de zomer is nergens een paddenstoel te vinden. In de zomer ben ik dakloos. Het is afgrijselijk.’ De kabouter stak het bord nog iets hoger de lucht in en zei: ‘Ik haat de zomer. We moeten de zomer afschaffen.’ De prinses keek hem met grote ogen aan. ‘Afschaffen?’, zei ze, ‘Dat kan toch niet. De zomer maakt mij juist heel erg blij.’  

‘Ik ben heus niet de enige hoor’, zei de kabouter. ‘De mol is het ook met mij eens. De zon is veel te fel voor hem. Hij ziet geen steek. En de regenworm steunt deze actie ook. Die kan niet tegen de warmte. Hij en zijn familie moeten dus de hele zomer onder de grond blijven en áls er dan een keer een regenbuitje valt en ze naar boven gaan om dat te vieren, worden ze opgewacht door hongerige vogels. Zo vreselijk.’ Hij schudde zijn hoofd.

‘Dus we zijn al met zijn drieën. En we willen best wel onderhandelen. Eén dag zomer is te doen. Hooguit twee. Dan kunnen de planten groeien, de bloemen bloeien, de bijen hun werk doen, maar daarna moet het klaar zijn. Hup door naar de herfst.’

‘Ik geloof niet dat dat gaat lukken’ zei de prinses. ‘Waarom niet?’, zei de kabouter verontwaardigd. Ik denk gewoon dat het niet kan’, antwoordde ze, ‘Iets met de zon en de aarde ofzo’. De kabouter liet het bord zakken en keek sip voor zich uit. ‘Dat zei de wijze uil ook al’, zei hij zacht, ‘De uil zei dat het absoluut en volkomen onmogelijk, onuitvoerbaar en onwenselijk is. En volgens hem is er altijd wel iemand die de zomer nodig heeft. Net zoals ik de herfst nodig heb.’ 

‘Ik denk dat de uil gelijk heeft’, zei de prinses, ‘de zomer komt altijd weer terug’. ‘Maar de zomer gaat ook altijd weer voorbij’ zei de kabouter. ‘Ja’ zei de prinses en toen voelden ze zich allebei verdrietig. De prinses, omdat de zomer altijd een keer ophoudt. En de kabouter omdat de zomer altijd weer terugkomt. 

Maar plots keek de kabouter op en zei hij: ‘Maar het wordt ook altijd weer herfst’. ‘En het wordt ook altijd weer zomer’, glimlachte de prinses. Toen waren ze allebei weer even stil.

‘Ga je met me mee een ijsje eten?’ vroeg de prinses. ‘Ik woon in een prachtig kasteel en we hebben een koude kelder vol vocht en misschien staan er zelfs wel een paar paddenstoelen. Daar mag je best blijven totdat de herfst weer komt.’ De kabouter vond het een geweldig idee. Hij had zich de hele zomer nog niet zó blij gevoeld. ‘Op één voorwaarde’, zei hij tegen de prinses, ‘en dat is dat je in de herfst bij mij op visite komt in mijn knusse paddenstoel. Dan doe ik de open haard en de kaarsjes aan en maak ik kastanjesoep.’ De prinses had geen idee hoe zij ooit in een paddenstoel zou passen, maar het leek haar fantastisch. ‘Afgesproken’, zei de prinses.

Hoe het hoort

Na het groene gras van de kikker zou het volgende verhaal uiteraard gaan over de prinses die haar prins zoekt. Maar zoals dat wel vaker gebeurt de afgelopen tijd: soms loopt alles even anders. De prinses moest wachten. Op een verhaal dat beter past bij nu. Toen kwam ik dit verhaal tegen dat ik een tijdje geleden schreef.

Voor alle mensen die denken dat ze weten hoe het hoort. Inclusief mijzelf.

Op een dag vroeg een meisje in een land hier ver vandaan aan haar vader: ‘Hoe hoort het eigenlijk?’. ‘Wat bedoel je?’, vroeg de vader. ‘Leven’, zei het meisje, ‘hoe hoor je te leven?’. De vader keek haar verbaasd aan. ‘Ik weet het niet’, zei hij na een tijdje, ‘ik doe het al heel wat jaren. Ik werk zoals het hoort, ik ben getrouwd zoals het hoort en zorg voor jullie, mijn kinderen, zoals het hoort.’ ‘Maar hoe weet je nou of wat jij doet, is zoals het hoort?’ vroeg het meisje. Haar vader antwoordde: ‘Omdat ik niet weet hoe het anders zou moeten’ en hij ging verder met zijn werk. Dit antwoord vond het meisje te makkelijk en vooral ook veel te vaag en ze besloot op zoek te gaan naar alles wat niet hoort.

Voordat ze op reis ging, vroeg het meisje aan iedereen of ze iemand kende die niet werkte, ongetrouwd was en zonder kinderen. De mensen vertelden haar over een vrouwtje die alleen op een berg woonde en het meisje besloot naar haar toe te gaan. Het was een verre reis, maar ook een mooie reis. Het meisje liep door de heuvels op kronkelige paadjes langs frisgroen gras en gele bloempjes. Ze plukte de bloempjes en stak deze in haar haar. Ze danste langs meren zo glad als een spiegel. En ‘s nachts sliep ze onder een heldere sterrenhemel en praatte ze tegen de maan. Ze kon het vrouwtje niet vinden, maar dat vond ze niet erg.

Het meisje bleef door de bergen lopen. Soms een berg op, soms een berg af en soms er omheen. In de winter speelde ze in de sneeuw en gleed ze van bergen af. Als het erg koud was, bouwde ze een huisje van sneeuw om in te schuilen. In de zomer zwom ze in water zo helder dat ze de bodem meters onder haar kon zien. Zo liep ze jaar na jaar en wanneer ze zag dat de bergen veranderden in heuvels, keerde ze zich om en liep ze weer verder. Soms vroeg ze nog wel eens aan iemand die ze tegenkwam: ‘Waar is de vrouw die leeft zoals het niet hoort?’. Maar de mensen kenden haar niet en haalden hun schouders op.

Na een tijdje werd het meisje een vrouw en ze was tevreden en gelukkig. ‘Als je iedere dag blijft lopen, is elke dag een nieuw avontuur. Maar je moet wel om je heen kijken om het te blijven zien. Want alles is anders, iedere dag. En alles is precies zoals het hoort.’

Op een mooie lentedag liep ze door het hoge gras van een berg af en kwam een meisje tegen. ‘Ga je mee naar beneden rennen?’, vroeg de vrouw aan het meisje en dat deden ze. Ze huppelden, renden, rolden en lagen uiteindelijk uitgeput en lachend onder aan de berg. Toen ze uitgelachen waren, zei het meisje: ‘Ik zoek iemand. Ik zoek een vrouwtje dat in de bergen woont en dat niets doet zoals het hoort.’ Ze keek de vrouw aan. ‘Ben jij dat?’, vroeg ze toen. De vrouw glimlachte. ‘Nee’, zei ze, ‘dat ben ik niet. Want mijn leven is precies zoals het hoort.’ Ze keek om zich heen: ‘Zie je de bergen? Zie je het water, het gras, de wolken, de bloemen? Ik doe net zoals zij. Ik ben er. Ik hoor hier’. Ze zuchtte en zei tevreden: ‘Als je op de juiste plek bent, is alles zoals het hoort.’

De kikker en de prinses

Er was eens een kikker die blij was dat hij geen reiger was. ‘Gelukkig heb ik wel een doel’, dacht hij al springend door het hoge gras. ‘Ik ga het mooiste, zachtste en groenste gras vinden dat er bestaat en daar ga ik dan wonen.’ De kikker had er weleens over gehoord en gelezen. Hij had plaatjes gezien van prachtige groene weides naast mooie sloten. Dáár wilde hij heen. Dat was zíjn doel.

Dus hij pakte wat spullen bij elkaar, nam afscheid van zijn vrienden en familie en ging op reis. Het was een lange reis en de kikker wist niet precies waar hij heen moest. Bovendien ben je als kikker vooral erg goed in hoog springen in plaats van ver springen, dus ging zijn reis traag. Maar dat gaf niks, want ’s nachts droomde hij over oogverblindend mooi groen gras en als hij ‘s ochtends weer wakker werd, wilde hij meteen weer op pad.

Op een dag was hij even aan het uitrusten op een lelieblad toen hij plots een koets met daarin een prinses zag. ‘Joehoe!’, riep de prinses. De kikker keek om zich heen. Er was niemand te zien. ‘Joehoe kikker!’, zei ze en ze stopte aan de rand van de vijver. ‘Hoi’, zei de kikker. ‘Mag ik je misschien even kussen?’, vroeg de prinses. De kikker keek verbaasd: ‘Wat? Waarom?’ ‘Omdat je dan misschien in een prins verandert’, antwoordde ze. De kikker schoot in de lach: ‘Een prinses die een kikker kust, dat is toch raar?!’. De prinses raakte wat geïrriteerd en zei: ‘Een kikker die kan praten, dat is toch ook raar?’. De kikker staarde haar aan, dacht even diep na en zei: ‘Weet je wat? Je mag me morgen kussen. Maar als ik niet in een prins verander, en die kans is behoorlijk groot, moet je iets voor mij doen’. ‘Natuurlijk!’, jubelde de prinses, ‘Wat wil je hebben? Een gouden bal? Tien kilo kroes? Een pot vol dikke vliegen?’. ‘Ik wil graag dat jouw koets mij ergens heen brengt’, zei de kikker. ‘Dat is goed’, zei ze, ‘waar wil je naar toe?’. ‘Ik wil naar de plek waar het gras het groenst is en de sloten vol heerlijk water zitten.’ ‘Geen probleem’, zei de prinses, ’mijn koetsier zal je brengen waar je maar wilt.’

Die nacht droomde de kikker weer over het prachtige gras. Het voelde als een zacht hoogpolig tapijt en het rook alsof het pas gemaaid was. Toen hij wakker werd, ging hij naar het paleis. De prinses kuste hem, wat gelukkig niet zo vies was als hij dacht, maar hij veranderde niet in een prins. ‘Jammer’, zei de prinses en de kikker stapte in de koets van de prinses. ‘Goede reis!’, zei ze en ze zwaaide hem uit.

De koets met de kikker reed de hele dag onafgebroken. Over lange paden en hobbelige wegen, langs bossen en door dorpen. Toen ze bij een heuvel vol gras aankwamen, stopte de koetsier en zei: ‘Is dit wat je bedoelt?’. De kikker keek om zich heen. Het gras was een prachtige kleur groen en het uitzicht was mooi, maar er waren geen sloten of vijvers. ‘Ik snap het’, zei de koetsier en hij draaide de koets en reed weer verder. Weer een dag later stopte de koets opnieuw. Dit keer bij een enorme vijver met wuivend riet aan de zijkanten en grote bomen langs de waterkant. Het gras dat tussen de bomen groeide was wat geel en dor. De kikker schudde zijn hoofd en de koets ging weer verder.

Toen de koets weer tot stilstand kwam, lag de kikker te slapen. De koetsier maakte hem wakker en zei: ‘Dit is precies wat je wilde!’. De kikker keek uit het raam van de koets en zag een zachte groene grasmat. Even verderop zag hij prachtige sloten met helder water en heerlijk kroos. Het zonlicht schitterde op het water en de kikker kreeg tranen in zijn ogen. ‘Dit is perfect’, zei hij en hij sprong uit de koets in het wuivende zachte gras. Het rook er heerlijk. Vanuit de sloot kwam een pad gelopen en even later sprong er een dikke kikker zijn kant uit. ‘Hé!’, zeiden ze allebei tegen de kikker. ‘We zagen een koets rijden en dachten dat we bezoek kregen van een prinses’, lachte de pad. ‘Maar jij was het!’, zei de dikke kikker. ‘Wat fijn dat je er weer bent, we hebben je gemist.’ ‘Vertel ons over je reis, heb je gevonden wat je zocht?’ ‘Dat en nog veel meer’, zei de kikker en hij was blij dat hij weer thuis was.

Waarom je niet té lang moet wachten

Toen ik bijna drie jaar geleden hier mijn eerste sprookje deelde, was het mijn bedoeling om dat vaker te doen. Na de vissen en de reiger zou het vervolg van de reiger komen, daarna de kikker, de prinses en een roze wolkje. Afijn, zoals je hebt kunnen zien, ben ik blijven hangen bij de tweede. En het grappige is, dat het volgende verhaal over de reiger ook precies daarover gaat: over niet verder gaan. Dat heb ik niet net bedacht, dit verhaal bedacht ik al drie jaar geleden. Sterker nog, de uitdrukking waarop ik het verhaal heb gebaseerd, zag ik nog veel eerder. Misschien wel 20 jaar geleden? En nu, juist nu, is dat precies wat mij overkomt. Ik bén die reiger.

Maar als je dit sprookje over de reiger hieronder kunt lezen, betekent dat dat ik verder ga. Vanaf nu. Tot wanneer: ik heb geen idee. Ik zou zomaar weer eens een paar jaar kunnen stoppen. Mijn voornemen is nu om wekelijks een nieuw verhaal te plaatsen. Dus volgende week kun je lezen over de kikker. Maar eerst, de langverwachte reiger:

reiger1

De reiger en de kikker

Toen de reiger meer dan genoeg vissen op had, stapte hij tevreden de vijver uit. Met een bolle buik deed hij een paar passen in het groene gras en daar bleef hij staan. Hij trok één lang been in en besloot te genieten van de laatste zonnestralen voordat de zon onderging. ‘Wat een wonderbaarlijke, maar prachtige dag’, mijmerde de reiger en hij sloot tevreden zijn ogen. De kikker die aan de rand van de vijver woonde, had het allemaal van een afstandje bekeken. ‘Hij moet hier weg’, was het enige dat hij dacht, ‘hij MOET hier weg.’ Een reiger die staat te slapen naast het huis van een kikker was vragen om moeilijkheden. ‘Want als hij wakker wordt, heeft hij vast en zeker honger’, de kikker rilde even. Hij moest de reiger wegjagen.

Face your fears
Met een paar sprongen was hij vlakbij de reiger. ‘Heej!’, kwaakte de kikker, ‘hallohoo!’. De reiger opende één oog. Hij hield er niet van als iemand hem stoorde tijdens een dutje. In het gras voor hem stond een kikker te kwaken. ‘Wat wil je van me?’, vroeg de reiger geërgerd. Het is dat zijn buik al helemaal vol vis zat, anders had hij de kikker meteen gepakt en doorgeslikt. ‘Ik vroeg me af wat je gaat doen’, zei de kikker. ‘Hoe bedoel je?’ vroeg de reiger. ‘Nou gewoon, wat is je doel? Heb je een plan? Iedereen heeft een doel nodig.’ De reiger raakte in de war: ‘Ik heb geen doel’, zei hij. En hij wilde zijn ogen weer dicht doen en verder slapen. ‘Maar dat moet!’, kwaakte de kikker verder, ‘misschien wil je wel een mooi huis bouwen in een heel hoge boom? Of ben je op zoek naar een leuke vrouw? Of een man, dat kan natuurlijk ook. Wil je dan misschien een gezin? Of wil je op reis naar waar de kraanvogels vandaan komen? Dat is toch familie van je?’. De kikker ging maar door met vragen stellen en de reiger wist de antwoorden niet. Het duizelde hem.

Uiteindelijk hield de kikker op met al zijn vragen en zei hij: ‘Nou, ik ga weer. Denk er maar eens over na. Over je doel bedoel ik. Het is echt heel handig hoor en waarschijnlijk ook noodzakelijk.’ Hij keek naar de reiger met een heel serieuze blik en sprong toen weg tussen het hoge gras. De reiger was nog steeds in de war. Alle vragen van de kikker liepen rondjes door zijn hoofd. ‘Mijn doel. Wat is mijn doel?’. Het was al donker, maar de reiger kon niet slapen. Hij had geen idee wat zijn doel was. Hij had geen plan. Morgen een kikker als ontbijt, dat wilde hij wel, maar daarna? De rest van de nacht stond de reiger aan de rand van de vijver op één been te peinzen en net voordat de zon weer opkwam, viel hij eindelijk in slaap.

De kikker werd juist wakker en zag dat de reiger er nog steeds stond. Hij pakte een lang touw uit zijn schuurtje en sloop naar de reiger toe. Het touw wikkelde hij voorzichtig om het ene been van de reiger.

Vervolgens ging de kikker op veilige afstand staan en riep: ‘Wakker worden!’ De reiger deed zijn ogen open en keek de kikker geschrokken aan. ‘Heb je al een doel?’, kwaakte de kikker. De reiger opende zijn lange snavel en deed hem weer dicht. Ze staarden elkaar even aan. ‘Weet je wat het is?’ zei de kikker, ‘wie te lang nadenkt over een volgende stap, blijft zijn hele leven op één been staan’. De reiger keek naar beneden, naar zijn ene been in het gras. En voordat hij er erg in had, trok de kikker zo hard als hij kon aan het touw. Het been van de reiger boog, hij wankelde en met een zwaai viel de reiger in het gras. In de verte hoorde hij de kikker roepen: ‘wie te lang nadenkt over een volgende stap, valt om!’. De kikker lachte en hij maakte met grote sprongen dat hij weg kwam.


Dus ik was die reiger. Ik stond de afgelopen jaren te bedenken wat ik nou moest doen met mijn verhalen. En ik kwam er niet uit. Dus ik deed niks. Tot vandaag. Een stap verder. Tot volgende week.

 

(Klein)kunst

Ooit begonnen we met een koffie en koekie tijdens de dansles van onze dochters en binnenkort vertonen we samen onze kunsten in het theater. Ik geloof dat sommige mensen of dingen op je pad komen met een reden. Zo was daar Ilse, met wie het meteen klikte tijdens de koffie. Het had al snel een creatief resultaat; ik won namelijk een kaartenontwerpwedstrijd bij restaurant Khotinsky. Deze kaart was een samenvatting van ons wekelijkse Dordtse bakkie.

Khotinsky en cd Ilse

Inmiddels zijn we een paar jaar verder en Ilse besloot haar hart te volgen en een eigen kleinkunstvoorstelling te maken. Ze wist van mijn sprookjesschrijverij en vroeg mij een sprookje te schrijven voor haar voorstelling ‘Was het de winter maar’. Enorm vereerd schreef ik het sprookje over de kabouter die de zomer haatte. Heel bijzonder was het om te horen hoe Ilse mijn sprookje de wereld in stuurde.

atelier

Maar het sprookje is nog niet afgelopen, want daarna maakte Ilse een vernieuwde versie van haar voorstelling. Een tijdje geleden vroeg ze of mijn schilderijen onderdeel konden worden van haar optreden. Wederom voelde ik me vereerd én ik dacht: ‘Hoe dan?!’. De oplettende lezer heeft gezien dat ik altijd kleine doeken schilder. Maar dat formaat valt in het niet op het podium.

wolken

Dus ben ik nu gróóóte doeken aan het schilderen. Met wolken. Uiteraard. Want hoe ‘toevallig’, Ilse zingt tijdens haar optreden een vertaling van een van de mooiste liedjes die ik ken: Clouds van Joni Mitchell (oke, het heet eigenlijk Both sides now, maar het gaat over wolken!).

Ben je benieuwd naar onze samenwerking? Kom je luisteren naar Ilse? Wil je weten hoe het afloopt met de kabouter? Wil je zien of ik ook grote doeken kan schilderen? Kom langs! Bijvoorbeeld op 3 oktober in Dordrecht.

Op mijn Instagram kun je in mijn stories volgen hoe de voorbereidingen verlopen.

Mijn schilderij op reis

Er was eens een schilderij dat op reis ging. Ik ben zo benieuwd hoe de reis zal gaan. Wordt het een lange reis, een verre of een korte? Gaat het makkelijk, of juist heel moeizaam. Maar één ding weet ik zeker en dat is waar de eerste stop is: bij Maruska alias Roestompoes.

  • Omdat mijn schilderij zich vast thuis voelt tussen alle kleuren daar.
  • Omdat ik haar al jaren op Instagram volg.
  • Omdat ze een geweldige quote heeft hangen over een prinsesje (en ik heb een zwak voor sprookjes).
  • Omdat ik nu eenmaal moest kiezen en dat best lastig vond.

Ik wens Roestompoes heel veel plezier met mijn schilderij!


En daarna?

Wil je het schilderij ook? Niet getreurd! Over ongeveer 20 dagen gaat de reis weer verder. Misschien naar jouw huis? Volg @schilderijopreis op Instagram of @roestompoes of mijzelf of alledrie.

1 schilderijopreis in detail

Ondertussen neem ik afscheid van mijn schilderij.
Ik mompel wat: ‘Iedere reis begint met één stap.’
‘Het gaat niet om je bestemming, maar de reis ernaartoe.’
Het is maar een stukje doek en wat verf.
Tabee, toedeloe, doewie, tot ooit.
Misschien zal ik je missen.

Prchtg en mijn schilderijopreis

Op het blog van Jessica en Fleur heb je misschien de prachtige foto’s van ons huis gezien. Bij het zien van die foto’s was ik me echt weer even bewust hoe mooi ons huis is en hoe fijn het is dat wij hier mogen wonen. Eén ruimte zette Jessica niet op de foto en dat is de zolder. Deze is ook niet echt fotogeniek. De zolder staat vol kerstspullen, winterspullen, dozen waarvan ik geen idee heb wat er in zit en schilderijen, heel veel schilderijen, van mezelf dus. Ik schilder namelijk al jaren. De mooisten krijgen een plekje in huis, maar eerlijk gezegd zijn dat er inmiddels ook best veel.

auto detailkwast.

Toen ik een schilderij op Instagram zette, kreeg ik mooie, lovende reacties, waarna ik opperde om mijn schilderij rond te laten reizen. Dat is inmiddels een jaar geleden, maar het idee van het schilderij op reis is altijd blijven hangen. Het lijkt me de hoogste tijd om mijn plan tot uitvoer te brengen.

Dus hierbij mijn plan:

voor chris
foto door Jessica van Prchtg.nl

Dit schilderij mag op reis, zo ver en zo vaak als het maar wil. Of liever gezegd zo ver en zo vaak als jullie willen. Ik wil natuurlijk wel graag weten waar het (uit)hangt, dus iedereen moet de reis kunnen volgen via Instagram.

Stel, je krijgt dit schilderij: je mag het 20 tot 30 dagen houden. Hang het op of zet het neer. Kijk ernaar. Geniet ervan. Koester het. In die tijd maak je één of heel veel mooie foto’s en plaatst die op Instagram met de #schilderijopreis en tag je @schilderijopreis.

Op doorreis
Na 20 tot 30 dagen, of eerder als je het schilderij helemaal zat bent, is het tijd om afscheid te nemen en kun je het schilderij aan iemand doorgeven of -sturen. Via Instagram of misschien ken je iemand die het leuk zou vinden? Maakt niet uit wie of waar, als diegene maar op Instagram te vinden is (en een openbaar account heeft). Ik kan ook altijd meehelpen met zoeken! Mail me gerust.

Vervolgens stuur je het schilderij op of geef je het door. Als het versturen een probleem is (bijvoorbeeld omdat diegene in Barcelona woont en jij in Nederland), mail me even, dan denk ik graag met je mee (ik heb wel zin in een weekendje Barcelona..!).

Win * Win * Win
Wil jij als eerste het schilderijtje van het autootje met ballonnen tijdelijk onderdak geven? Laat dan hieronder of op mijn Instagrampagina een berichtje achter. Ik zou het superleuk vinden als je mee wilt doen met deze reis. Degene met de mooiste foto op Instagram krijgt op 1 mei 2018 een schilderijtje van mij. Ik hoop dat het schilderij een prachtige reis gaat maken.

 

 

De vis en de reiger

Dus ik houd van mooie uitspraken. Niet op een houten bordje voor aan de muur, maar zo één om te bewaren op Pinterest of om door te sturen naar een vriend(in). Eentje waar je kippenvel van krijgt. En dan niet alleen die gezegdes uit China waar nog nooit iemand van heeft gehoord, maar soms ook een hele simpele, wereldberoemde. Gewoon, omdat die zo waar is:

Nadat het kleine visje de oude vis wel honderd keer had bedankt voor zijn wijze woorden zwom hij weer terug naar huis. Het visje vertelde aan iedereen wat hij had gezien en geleerd. Hij zei tegen zijn vrienden en familie dat je niet moet kijken naar alles wat niet lukt en wat zeer waarschijnlijk nooit gaat gebeuren. Dat je niet moet mijmeren over de toekomst, maar dat het hier en nu zo prachtig is. En dat je daar nú met volle teugen van moet genieten. Hij liet hen de wolken op het water zien en al snel sprong iedereen graag en vaak boven het water uit. Het was een wonderlijk gezicht al die blije visjes die uit het water sprongen.

Dat vond de reiger ook, die toevallig over de vijver heen vloog. ‘Wat gek’, dacht hij en hij landde aan de rand van het water. Toen hij dichterbij kwam, zag hij kleine en grote, dikke en dunne, jonge en oude visjes. Ze sprongen omhoog uit het water om daarna weer kaarsrecht het water in te duiken. En daarna weer en weer en weer. Het leek bovendien alsof ze heel hard lachten.

Alsof dit nog niet gek genoeg was, hoorde de reiger de vissen praten. Hij stak zijn hoofd door het riet, nog dichter bij de vissen en hij hoorde ze roepen: ‘Wauw!’ ‘Heerlijk dit, kijk die wolk!’ ‘Carpe diem!’. Een vis die Latijns praat? De bek van de reiger viel open van verbazing. Op dat moment sprong het kleine visje vlakbij de reiger omhoog. Hij lachte en riep: ‘Pluk de dag!’ De reiger dacht: ‘Pluk de vis!’ En met een snelle hap at hij het kleine visje op.

 

De moraal van dit verhaal: Geniet van je leven. Het duurt soms maar even.

bloesem boven water

Vis in de boom

Ooit begon ik dit blog omdat ik mooie dingen wilde verzamelen en delen met de wijde wereld. Ik had geen duidelijk omschreven plan, het leek me gewoon leuk. Als je goed om je heen kijkt, is er zo ongelooflijk veel moois te zien. Ik vind van alles mooi. Interieur, kunst, wolken, de maan, mijn kinderen, woorden.

Het zijn dus niet alleen plaatjes, maar ook woorden. Het zal de leeftijd wel zijn (of een gigantische midlifecrisis), maar de laatste tijd denk ik steeds vaker na over hoe je je leven zo mooi mogelijk maakt. En daar schrijf ik dan over. Niet met woorden als kwetsbaarheid of in je kracht staan, die heb ik iets te vaak gehoord, maar over pratende vissen en prinsesjes.

Want in sprookjes doen ze het: lang en gelukkig leven. Niet vanaf dag 1. Er gebeurt altijd wel iets vreselijks. Je moeder blijkt een heks te zijn of je wordt opgegeten door een draak. Maar uiteindelijk komt de prins op het witte paard langs of wordt de reus je beste vriend. En dan… ja dan gebeurt het: je leeft nog lang en gelukkig.

‘Allemoois’ wilde ik dit blog noemen, maar dat bestond al. Toen dacht ik aan een Chinees gezegde dat ik ooit ergens las. Over een vis in de boom.

 

Er was eens een visje. Hij woonde met zijn vader en moeder in een mooie, grote vijver. Zijn ouders waren zo ongelooflijk trots op hun zoon; ze glommen ervan. Het visje had een fijn leven in de vijver, maar hij zat ook vol dromen. Prachtige, grote dromen.

Op een dag kwam het visje terug van school, waar hij had geleerd over de mens, en hij vroeg aan zijn ouders: ‘Later als ik groot ben, wil ik net als een mens rennen en springen en huppelen. Kan dat? Dat lijkt me fantastisch!’ En zijn ouders, die zo blij waren met hun enige, mooie vissenzoon en hem niet verdrietig wilden zien, zeiden: ‘Ja hoor. Dat kun jij later.’ Het visje lachte tevreden. Dat ging hij doen: huppelen, springen en rondjes rennen.

Op een dag landde een libelle op het lelieblad boven het visje. Hij bekeek haar eens goed van dichtbij en vroeg aan zijn ouders: ‘Krijg ik later als ik groot ben ook vleugels zodat ik door de lucht kan vliegen naar waar ik maar wil? Dat lijkt me meer dan fantastisch.’ En zijn ouders zeiden: ‘Ja hoor. Dat kun jij later.’ Dat maakte het visje blij en hij zwom vrolijk verder.

Op een dag zwom het visje op zijn rug en hij zag grote, zachte, witte wolken langzaam voorbijschuiven aan een prachtig blauwe lucht. Het visje vroeg zijn ouders of hij, later als hij groot was, op de wolken kon liggen. Zijn ouders keken elkaar even aan en zeiden zacht: ‘Ja hoor, dat kun jij later.’

Maar op een dag was het later. Het visje had nog geen benen, ook geen vleugels en de wolken leken oneindig ver weg. Het visje was zwaar teleurgesteld. Hij ging naar zijn ouders en vroeg: ‘Wanneer is het later?’ Zijn ouders schrokken. Ze keken hem niet aan en mompelden: ‘Later is later’. Het visje zwom weg van zijn ouders, zo snel als hij kon. Boos en teleurgesteld.

Aan de andere kant van de vijver zag hij een oude grijze vis. Hij had zijn ogen dicht en dobberde op zijn rug met de deining mee. ‘Hoe gaat het met je?’, vroeg de oude vis zonder zijn ogen te openen. ‘Slecht’, zei het visje sip, ‘ik kan niks.’ ‘Dat geloof ik niet’, zei de oude wijze vis.

‘Ik wil lopen, huppelen en rennen!’, zei het visje. ‘Dat kan niet’, zei de vis, ‘je hebt geen benen.’ Beteuterd keek het visje naar zijn staart. Handig om mee te sturen, maar niet om mee te huppelen.

‘Ik wil vliegen als een libelle. Soms hoog en dan weer laag en…’. De oude vis onderbrak hem: ‘Je hebt geen vleugels’.

Het visje werd steeds sipper. ‘Dus op de wolken liggen is zeker ook onmogelijk?’ De oude vis opende zijn ogen en zei: ‘Nee hoor. Dat doe ik iedere dag. Tenzij er geen wolkje aan de lucht is natuurlijk.’ Het visje keek hem ongelovig aan. ‘Kom’, zei de oude vis en hij zwom naar boven.

De oude vis stak zijn kop boven het water en het visje deed hem na. ‘Zie je dat?’, zei de oude vis en hij keek om zich heen. Het kleine visje keek ook: ‘Ik zie water, heel veel water.’ ‘Kijk nog eens’, zei de oude vis en hij sprong even boven het water uit, keek met een grote glimlach naar de vijver en kwam met een plons weer in het water. Het kleine visje deed hem na en ineens zag hij het: wolken. Het wateroppervlak was bezaaid met witte, wollige wolken. Grote en kleine. En tussendoor een paar bomen. Toen het kleine visje dat had gezien, bleef hij om zich heen kijken. Naar het helderblauw van de lucht en het spierwit van de wolken, weerspiegeld in het water. Hij was daar waar hij wilde zijn: met zijn hoofd tussen de wolken.

Na een paar uur in de wolken vroeg het kleine visje aan de oude vis: ‘Hoe wist je dat dit kon?’. De oude vis antwoordde: ‘Je moet kijken. Altijd en overal. Verder dan je kunt. Want wie de bomen in het water ziet, ziet de vissen in de wolken.’

 

Of de vissen in de bomen. Het is maar hoe je kijkt.

 

 

 

Een jaar later

Er is een jaar voorbij sinds ik mijn laatste blog hier schreef. Dat is op zich al behoorlijk dramatisch voor een blog, maar het is nog erger. Ik ben namelijk ook een jaar ouder geworden. En niet zomaar een jaar.

Vorige week ben ik veertig geworden. 40 jaar. En ik weet het: het is maar een getal, ik moet blij zijn dat ik het word. Maar ik moet er wel even behoorlijk aan wennen. Het is zoals Roald Dahl zei: ‘ De laatste twaalf maanden zaten we in één jaar en nu is het plotseling een ander.’ En: ‘Het is heus fantastisch een jaar ouder te zijn, het is alleen heel vreemd dat het zo plotseling gebeurt.’

Lees verder